Meerderheid Nijmeegse politiek steunt Cultuurhistorisch Convenant 2022-26

Bij de foto: Zeven politieke partijen ondertekenen het Cultuurhistorisch Convenant, opgesteld door het Cultuurhistorisch Platform Rijk van Nijmegen (CPRN): v.l.n.r. Charlotte Brand (PvdA), Quirijn Lokker (GL), Marjolein Meijlink (CDA), Lusanne Bouwman (D’66), Wendy Grütters (Stadspartij) en Gerda van Kortenhof (50Plus), Museum Het Valkhof, 1 februari 2022. Foto Heyta Melssen.

Tijdens een verkiezingsavond op 1 februari, georganiseerd door het Cultuurhistorisch Platform Rijk van Nijmegen (CPRN), hebben zeven politieke partijen uit de Nijmeegse gemeenteraad een Cultuurhistorisch Convenant ondertekend. Deze zeven partijen zijn: CDA, D’66, Groen Links, PvdA, Stadspartij, VVD en 50Plus, nu goed voor 30 van de 39 zetels. Mogelijk sluiten zich nog meer partijen hierbij aan. Doel van de overeenkomst is een versterkte inzet en betrokkenheid bij de cultuurhistorie van Nijmegen. Erfgoed is erfgoud voor de identiteit en trots van de bewoners van Nijmegen, voor de aantrekkingskracht van de stad voor bezoekers, werkenden en toeristen. Het is voor het eerst dat de politiek zich al voor de verkiezingen uitspreekt over hun inzet voor erfgoed gedurende de komende coalitieperiode 2022-2026.

Bij de foto’s met de klok mee: 1- Mirjam Blott, in 2020 opsteller van de Erfgoedstrategie, geeft een inleiding op de avond. 2- Henk Beerten, voorzitter van het CPRN, leidt het debat. 3- Lusanne Bouwman en Quirijn Lokker achter de microfoon. 4- De ondertekening door de zes aanwezige partijen (VVD en SP waren verhinderd). Foto’s Heyta Melssen.

Wat is ook al weer de Erfgoedstrategie?

Uitgangspunt op deze debatavond is de Erfgoedstrategie die op verzoek van de gemeente in april 2020 is geschreven door Mirjam Blott. Zij houdt ook de inleiding op deze avond. In  de Erfgoedstrategie legt zij naast de vele positieve aspecten van de Nijmeegse geschiedenis ook de vinger op de zwakke plekken in het cultuurhistorisch beleid. Het veld bestaat uit vele organisaties, van klein tot groot, van professioneel tot vrijwilliger en is behoorlijk versnipperd. Er is geen overkoepelend verhaal. De claim ‘Nijmegen, oudste stad van Nederland’ is daardoor niet zichtbaar.  Niet voor bewoners, niet voor bezoekers. En hoewel de wethouder met de binnen de Erfgoedstrategie beschikbaar gestelde middelen duidelijke stappen heeft gezet, is er nog genoeg werk aan de winkel.

De Erfgoednota is in oktober 2020 aangenomen door de gemeenteraad. Daarbij is voor een deel van de voorgestelde maatregelen geld vrijgemaakt (8 ton), waar de opsteller van de strategie juist aangeeft dat ‘cherry picking’ niet de oplossing is. De vraag is: hoe gaan we de Erfgoedstrategie de komende jaren tot een succes maken en in hoeverre willen de aanwezige partijen zich daar de komende raadsperiode voor inzetten.

Spoiler alert: de aanwezige partijen blijken het op grote lijnen roerend met elkaar eens te zijn en tekenen aan het einde van de avond eensgezind het Cultuurhistorisch Convenant. Bovendien heeft ook de VVD, vanavond niet aanwezig, toegezegd nog te zullen tekenen.

Voortdurende geschiedenis

De gezamenlijke noemer deze avond is duidelijk. Het erfgoed van Nijmegen is te weinig zichtbaar. Ondanks dat de stad in de unieke positie verkeert dat er vanaf de Romeinse tijd tot heden voortdurend geschiedenis is geschreven, is daarvan in het huidige straatbeeld weinig zichtbaar.  Met de nominatie van de Romeinse Limes als Unesco erfgoed, en de belangrijke plaats van de stad Nijmegen daarin, is de tijd rijp om daarnaar te handelen.

De vraag die nu aan de gemeente wordt gesteld is: zijn jullie ambitieus genoeg om de nominatie te verzilveren? Er liggen heel veel kansen, dus maak een plan waar we de komende decennia plezier van hebben. Het kost nu misschien geld maar op de lange duur levert het op. Houd in stand wat we hebben, en bescherm het bestaande erfgoed. Maak gebruik van de kennis die er is. De eerste stap is gezet, met het aanstellen van de Erfgoedaanjagers. Maar zorg er als gemeente voor dat er na twee jaar een structurele visie is.

Na de inleiding van Mirjam Blott worden de partijen twee aan twee uitgenodigd om hun visie te geven op de Erfgoednota en duidelijk te maken waar zij als partij voor staan.

Cultuurhistorie mag geld kosten

Quirijn Lokker van Groen Links is van mening dat het belangrijk is om de geschiedenis te koesteren en daar lessen uit te trekken voor de toekomst. Investeringen in die geschiedenis zijn daarmee geen verspild geld. Het museum is daarom iets waarin geïnvesteerd moet worden, maar dat geldt ook voor de Sint Stevenskerk en het Huis van de Geschiedenis. 

Lusanne Bouwman (D66) is het daarmee eens. Cultuurhistorie mag geld kosten. De partij was wel kritisch over het aantellen van een aanjager omdat zij van mening is dat het veld de cultuurhistorie zelf heel goed kan beschermen maar is het ermee eens dat de slogan ‘Oudste stad van Nederland’ of ‘Old city, young vibe’ op dit moment nauwelijks terug te vinden is. Dus is het wat D66 betreft zaak om ervoor te zorgen dat het erfgoed zo zichtbaar mogelijk is. De partij wil dan ook een stevig bedrag voor erfgoed beschikbaar stellen, waarbij vooral vanuit het veld de ideeën moeten komen om dit geld goed te besteden. En vergeet ook niet de jeugd erbij te betrekken. Zij zijn degenen die straks de verhalen moeten doorvertellen.

Ook Charlotte Brand (PvdA) vindt het noodzakelijk om te investeren in erfgoed. Juist in verbinding met elkaar en met het veld, vertel de verhalen die er al zijn en maak het verleden zichtbaar. Wendy Grütters van de Stadspartij sluit zich daarbij aan. Er moet een structurele subsidie komen en samenwerking tussen de verschillende partijen is daarbij noodzaak.

Ed Nieuwenhuis van het Gilde wijst erop dat veel monumenten in Nijmegen in slechte staat zijn of niet toegankelijk voor publiek. Hij pleit ervoor dat ook het bestaande erfgoed goed wordt geconserveerd en ontsloten. Als voorbeeld wordt het Chirurgijnshuis boven de poort naar de Sint Steven genoemd. Partijen zijn het er over eens dat hier een belangrijke taak voor de gemeente ligt. 

Zichtbaar maken van het erfgoed

Een ander belangrijk item van deze avond is het zichtbaar maken van de historie. Moet dit door middel van visualisaties, architectuur, kunst of moderne middelen.

Een goed voorbeeld volgens allen is het masker in Lent. Iedereen kent het, iedereen komt erop af, het is misschien nep maar het origineel ligt op een steenworp afstand en dat maakt de verbinding. In bijvoorbeeld De Biezen of het Maasplein is de zichtbaarheid veel minder. Daar liggen volgens Marjolijn Mijling (CDA) zeker kansen. In het buitenland maar ook in Nederland zijn daar goede voorbeelden van te noemen. In het verleden is dat visualiseren teveel overgelaten aan de markt, maar die is te versnipperd om een visie te kunnen vormen.

Wendy zou namens de Stadspartij nog wel een stap verder willen gaan. De gemeente is te bang voor verwijzingen in de architectuur of zelfs herbouw. Maar de Kanunikkenhuisjes naast de Sint Steven zijn ook niet meer origineel. Toch werken ze wel, in de context waar ze staan. Maak zichtbaar wat we hebben, en houd bij nieuwbouw en herinrichting ook rekening met het erfgoed ter plaatse. Het is nu een kwestie van doen, het momentum is er met de Limes. De gemeente moet daarin het voortouw nemen. Charlotte vindt bijvoorbeeld de schilderingen zoals het verhaal van onze Byzantijnse prinses Theophanu naast de Waaltrappen een mooi modern voorbeeld.

Old city, young vibe

Hoe staan de partijen tegenover het aanstellen van een marketingbureau om de slogan Old city, young vibe tot leven te brengen?

Ook hier zijn de partijen vrijwel unaniem. Het moet gaan om de inhoud, ons goud zit in ons erfgoed dus volgens Charlotte (PvdA) moeten we starten bij de organisaties die er al zijn. Zoek de samenwerking en de verbinding, vertel de verhalen die er al zijn, maak het verleden zichtbaar, zoals dat nu al wordt gedaan door bijvoorbeeld het Gilde en het Gebroeders van Lymborch Huis. Als je daarin investeert levert het iets op voor de toekomst. Nijmegen mag trots zijn op de geschiedenis maar het is te eenzijdig om daar een marketingbureau op te zetten.

Quirijn (Groen Links) is het daarmee eens. Citymarketing is een taak van de gemeente, daar moet geen externe organisatie op gezet te worden. Het is de taak van de gemeente om de diverse partners bij elkaar te halen. Niet de slogan van de gemeente, maar onze slogan. De boodschap is duidelijk, laat de organisaties die er verstand van hebben daar verder inhoud aan geven. Samenwerking is daarbij cruciaal, het is de rol van de gemeente om daarbij te faciliteren.

Wendy denkt ook niet dat een extern bureau nodig is. Er is voldoende expertise, zoals bij IntoNijmegen en het Huis van de Nijmeegse Geschiedenis.

Alle partijen verklaren zich aan het eind van de avond dus bereid om het Cultuurhistorisch Convenant te ondertekenen. Gerda van Kortenhof (50Plus) verwoordt het simpel: “als we dat hebben afgesproken, dan moeten we het ook doen.” 

D66 vult aan dat zij er voor willen staan dat er dan ook boter bij de vis komt. De Stadspartij vindt dat dat dan ook structureel moet worden vastgelegd. Groen Links ziet dat er al duidelijk stappen zijn gezet. De Erfgoedaanjagers zijn aangesteld, volgende week wordt in de Raad gesproken over nieuwe monumenten, we hebben nu de kans om te laten zien dat we doorgaan op de ingeslagen weg. Het glas is vol en kan alleen nog maar voller.

TEKST & FOTO’s: Heyta Melssen, secretaris CPRN.

Erfgoedaanjagers aangesteld

Eind november 2021 heeft de gemeente Nijmegen twee erfgoedaanjagers aangesteld: Mijke Pol en Marit Veeneman. De komende twee jaar gaan zij met het cultuurhistorisch veld een sterke impuls geven aan de samenwerking tussen erfgoedpartners, de culturele sector en de vrijetijdssector. 

Nijmegen heeft als oudste stad van Nederland een grote hoeveelheid enthousiaste organisaties en instellingen, die zich specifiek met delen van de zeer rijke geschiedenis van de stad bezighouden. De diversiteit van deze organisaties is groot, van professioneel met grote budgetten, tot klein met uitsluitend vrijwilligers en weinig geld. Juist de inzet van de vele vrijwilligers zorgt er dag in, dag uit voor dat de cultuurhistorie levend wordt gehouden.

In de Erfgoedstrategie, in 2020 geschreven door Mirjam Blott in opdracht van de gemeente Nijmegen, luidt een van de conclusies dat het aanbod weliswaar rijk en wijds is, maar ook versnipperd. Een van de adviezen is dan ook dat met de aanstelling van een erfgoedaanjager  – het zijn er nu twee geworden – vanuit een onafhankelijke positie impulsen te geven aan:

1- het aanvullen van de lokale historische canon met verhalen die de Nijmeegse en Gelderse identiteit mede hebben gevormd;

2- het versterken en verbinden van de kennis, expertise en aanbod van musea en erfgoedpartners;

3- het aantrekken van publiek om het programma-aanbod op een uitdagende en interactieve manier te delen. 

Zij brengen programmering op gang, verbinden initiatieven en sectoren.

Op de ledenvergadering van het CPRN van 6 december 2021 hebben Mijke Pol en Marit Veeneman zich voorgesteld. Hoewel nog maar net aangesteld geven zij in grote lijnen aan hoe zij denken te gaan werken. Zij stellen voor dat de betrokken organisaties uit het erfgoedveld, de horeca/toerisme en kunst & cultuur in het begin van 2022 elkaar opzoeken tijdens ‘pitch’-momenten om te kijken in welke concrete projecten kan worden samengewerkt. Uit het resultaat van die bijeenkomsten volgt een jaaragenda van activiteiten, die in oktober zullen leiden tot een groots Erfgoedfestival Nijmegen, waaraan ook landelijk aandacht zal worden besteed. 

Nijmegen en de Limes: Werelderfgoed!

Op 27 juli 2021 heeft het Werelderfgoedcomité van de UNESCO de Neder-Germaanse Limes de status van werelderfgoed toegekend. Het is, zo schrijft Erfgoed Gelderland, een wereldwijde erkenning van de unieke en universele waarde van ons deel van de Limes, vertegenwoordigd door in totaal 19 archeologische vindplaatsen uit de Romeinse tijd, verspreid over de provincies Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland.Die erkenning kwam er uiteraard niet zomaar, het is het resultaat van een jarenlange samenwerking tussen de Nederlandse provincies (Romeinse Limes Nederland) en de Duitse deelstaten waarin de Limes van de Romeinse provincie Neder-Germanië is gelegen. Er is een streng selectieproces dat bijna 10 jaar heeft geduurd. Wij zijn overigens niet de enigen die met deze status bezig zijn: de Muur van Hadrianus en de Boven-Germaanse Limes zijn al eerder tot werelderfgoed verklaard, andere delen zijn ermee bezig.

Wat betekent deze status nu eigenlijk?
Wat wil dat nu eigenlijk zeggen, die status van werelderfgoed? Naast een internationaal teken van erkenning en waardering, is het ook een manier om erfgoed veilig te stellen voor toekomstige generaties. En daarnaast is het goed voor toerisme en de economie. Een plek op de lijst betekent ook een instandhoudingsplicht. Nederland moet iedere zes jaar rapporteren over hoe het Werelderfgoedverdrag is uitgevoerd. En willen we iets veranderen, dan moet er eerst goedkeuring gevraagd worden. Komt er met de status ook een schip met geld van de Unesco? Dat dan weer niet. Rijksmonumenten die onderdeel uitmaken van de een Nederlands werelderfgoed en geen woonhuis zijn, komen – met voorrang – in aanmerking voor instandhoudingssubsidie. Voor het overige blijven provincie en gemeente verantwoordelijk voor de instandhouding van het werelderfgoed en vooral ook het zichtbaar maken ervan.

En wat betekent het voor Nijmegen?
In totaal hebben in Gelderland acht terreinen die iets met de Limes te maken hebben de werelderfgoedstatus gekregen:
– Arnhem, Castellumterrein
– Zevenaar (Bijlandse Waard), verspoeld Castellum
– Nijmegen (Hunerberg), Castraterrein
– Nijmegen (Valkhof), Castellumterrein
– Nijmegen/Berg en Dal (Kops Plateau), Castellumterrein
– Berg en Dal/Nijmegen, Aquaduct
– Elst, Tempel
– Berg en Dal (De Holdeurn), Pannenbakkerij
Daarvan bevinden zich er dus zes in Nijmegen en omstreken. Wat doen we daar in Nijmegen mee? Want dat is natuurlijk de hamvraag. De (Limes)vlag hangt uit, maar wat gaan we er verder van merken? In 2022 wordt in Museum Het Valkhof een tentoonstelling geopend over de Romeinse Limes met de belangrijkste vondsten uit Nijmegen en omgeving. Museumpark Oriëntalis pakt het thema Romeinen op. 

Wat doet de gemeente Nijmegen? 
De gemeente subsidieert mede een bijzonder hoogleraar Geschiedenis van Nijmegen, met bijzondere aandacht voor de Romeinse Tijd en de Romeinse Limes. Hiertoe is op 17 september Stephan Mols benoemd. En verder? Volgend jaar komt er een groot congres. Met de vraag hoe we mensen enthousiast krijgen voor de limes. 
Hoeveel geld de gemeente gaat steken in het Limes-verhaal is moeilijk concreet vast te stellen. En hoeveel er overblijft als de vlaggen en de hoogleraar betaald zijn, nog lastiger. Mijn hoop is dat er geпnvesteerd wordt in duurzame visualisaties, laagdrempelig, op vele locaties, die voor alle inwoners en bezoekers van Nijmegen datgene zichtbaar en begrijpelijk maken wat niet meer te zien is.

Pauline de Weijer

Nooit gesloopt Nijmegen

‘Soms zou je willen dat de bestuurders, die verantwoordelijk waren voor de wederopbouw wat zorgvuldiger met het oude Nijmegen waren omgegaan’, stelt kunstenaar Kees Moerbeek in zijn nieuwste boek ‘In weemoed kan je niet wonen’. Hierin laat hij de Oude Stad, waarvan grotendeels zwart-wit foto’s bewaard zijn gebleven, weer tot leven komen, o.a. door kleur toe te voegen. En de ‘KeesMoerbeek’-sfeer, inderdaad melancholisch met enkele personen in een verder stille omgeving, en in een bijzonder licht. Het boek is niet alleen mooi, maar zet ook aan het denken over hoe er in Nijmegen werd en wordt omgegaan met materieel erfgoed.

‘De vergeten straat’
De benedenstad, Oude Stad genaamd, is ontstaan aan de oever van de Waal en in de middeleeuwen organisch langs de flanken van vijf heuvels omhoog gegroeid. De grote hoogteverschillen en gebogen en kromme straten zijn kenmerkend. Het was eeuwenlang een centrum van bedrijvigheid, fabrieken als de zeepziederij en slachterij waren er gevestigd, stadsboerderijen, en vele winkels en horeca, ook al omdat het verkeer er langs kwam om overgezet te worden met de gierpont Zeldenrust en voor klandizie zorgde.
Begin 20e eeuw veranderde het historisch hart van de stad van karakter. Bij regenval gutsten de viezigheid, de zeepvlokken en het slachtbloed, door de straten in stromen naar beneden. De gegoede burgerij vestigde zich liever in de vlakke en droge ‘bovenstad’ en fabrieken verkozen elders domicilie. Langzaamaan verloederde de benedenstad en werd er niet meer geïnvesteerd in verbetering. Was het een bewuste politiek van negeren en laten verkommeren? In de landelijke pers verschenen al in de jaren dertig artikelen over de zorgwekkende staat van de woningen. De komst van de Waalbrug in 1936 en het bombardement van 1944 zorgden voor de nekslag. In de wederopbouwjaren was er zo’n woningnood dat de ‘onbewoonbare verklaarde woningen’ desondanks ‘onverklaarbaar bewoond’ werden. Het duurde nog decennia, tot in de jaren zeventig, voordat er een grootschalig plan voor nieuwbouw kwam. Dat verdiende een Europese prijs, vanwege de kleinschaligheid, het volgen van de oude loop van de straten en de sociale woningbouw op wat feitelijk een A-locatie is. Nijmegen was aan een ramp ontsnapt, omdat eerdere plannen van o.a. Bakema met grote betonkolossen die rigoureus elk verleden zouden hebben vernietigd, geen uitvoering kenden. Maar Kees Moerbeek laat zien dat met de Oude Stad veel meer gedaan had kunnen worden dan alleen nieuwbouw plegen. Het eigen karakter van historische stad had wel degelijk behouden kunnen worden en hebben geresulteerd in een meer karakteristieke wijk.
Het boek gaat over weemoed, nostalgie, maar is tevens een les over hoogmoed van bestuurders die te achteloos met het verleden omgaan. En tenslotte gaat het over moed om daar iets aan te doen.

Het boek is voor 19,95 euro te koop bij Dekker & van de Vegt boekhandelaren en bij Het Huis van de Nijmeegse Geschiedenis.

Nijmegen de oudste! Wetenschappelijk bewezen, wat de Van Rossems ook mogen mopperen.

Historicus Maarten van Rossem stelde in het TV-programma ‘Hier zijn de Van Rossems, in Nijmegen’ van 15 mei, dat hij de hele discussie tussen Nijmegen en Maastricht wie zich de oudste stad van Nederland mag noemen, maar flauwekul vindt. Daarbij gaat hij volgens collega-historicus Will Brouwers te gemakkelijk wetenschappelijke argumentaties uit de weg.


Will Brouwers, gepubliceerd in De Gelderlander, 3 juni 2021

“Toevallig zag ik onlangs op NPO 3 Hier zijn de Van Rossems voorbij komen. Ze waren in Nijmegen. Het format van het televisieprogramma is aardig; drie grumpy mensen die vanuit hun expertise – historie, kunsthistorie en architectuur historie – een stad onder de loep nemen.

Over Nijmegen had Maarten van Rossem – de historicus van de familie – te melden dat het in zijn ogen maar ‘een onzinnige discussie’ is welke stad de oudste van Nederland is. Dit op grond van zogenaamde gemeentelijke geldverspilling. En ‘gezeur’ dat Nijmegen zichzelf tot de oudste stad van Nederland heeft uitgeroepen op grond van archeologische vondsten. 

Er zijn in Nederland inderdaad veel oudere nederzettingen archeologisch aangetoond. Maar dat is iets anders dan de oudste stad. Speciaal voor de familie Van Rossem en alle anderen zal ik het nog één keer  uitleggen: Nijmegen is met afstand de oudste nog bestaande stad in Nederland.

Een stad is een nederzetting met bepaalde juridische rechten, zogenaamde stadsrechten, verleend door een landsheer. In de Romeinse tijd was dat niet anders. Alleen de keizer kon een nederzetting stadsrechten verlenen. Dat gebeurde regelmatig en was fel begeerd bij alle nederzettingen in het Romeinse Rijk. De vrije burgers van een stad werden automatisch ook Romeins burger. Dat was zeker niet voor elke inwoner van het Romeinse Rijk het geval.

In de Romeinse tijd bestond een duidelijke hiërarchie in urbanisatie:

Urbs: Er was natuurlijk maar één echte stad: Rome. Dat werd de Urbs genoemd. Tegenwoordig zouden we metropool zeggen.

Colonia: Daarna kwamen steden met de eretitel Colonia, oorspronkelijk een semi-militaire nederzetting van veteranen in pas veroverd gebied. De burgers waren ex-soldaten en dus sowieso Romeinse burgers. Ze hadden een gemeenteraad en regelden hun zaken redelijk autonoom. Deze stadstaat-vorm was het bindmiddel van het Romeinse Rijk. Een bekende Romeinse Colonia was Keulen.

Municipium: De nederzetting van de tweede rang heette een Municipium. Dat was een stad met bijna dezelfde rechten als een Colonia. De inwoners waren echter geen Romeinse veteranen, maar eerder bondgenoten van de Romeinen met een aan de vroegste Romeinse bondgenoten, de Latijnen, gerelateerd burgerrecht. Een stad met de titel Municipium had ook een gemeenteraad en autonomie.

Vicus: De derde term voor een nederzetting van enige omvang was Vicus. Een Vicus was een dorp met het voorkomen van een stadje dat vaak op een verkeerstechnisch gunstige plek lag. Een Vicus had geen stadsrechten.

Nijmegen heette Municipium Ulpia Noviomagus Batavorum. Het had de titel Municipium en was dus officieel een stad met stadsrechten. Wannéér dat gebeurde, blijkt uit de tweede titel, Ulpia. Dat is de achternaam van keizer Trajanus die regeerde 98-117 na Christus. Het derde onderdeel van de naam Noviomagus betekent zoiets als Nieuw markt. Zo heette Nijmegen voor keizer Trajanus. En de term Batavorum slaat op het feit dat Nijmegen de hoofdstad was van de Civitas (regio/gemeente) der Bataven.

Terugkomend op de uitzending van de ‘Van Rossem-experts’: niet op grond van een mening maar op grond van epigrafische, historische en archeologische feiten is Nijmegen gewoon de oudste stad van Nederland. Als we dat erkennen, hoeven we er geen onzinnige discussie meer over te voeren.

Maastricht kwam overigens nooit verder dan de Vicus-status.”

Will Brouwers is historicus

https://krant.dg.nl/titles/degelderlander/7110/publications/25986/articles/1363656/33/1

 

‘Goed bestuur naar eer & geweten’: de WBTR

In Nederland kunnen heel veel zaken alleen doorgang vinden, omdat vrijwilligers ‘uit vrije wil’ bestuurstaken op zich nemen. Dat geldt ook voor de erfgoedsector en dat moeten we koesteren. Hoewel iedere bestuurder ‘naar eer en geweten’ slechts het belang van de organisatie op het oog heeft is er lang niet altijd overeenstemming tussen bestuurders wat nou dat belang is. Regelmatig zijn er conflicten, sterker nog: in Nijmegen heeft elke grote en ook kleinere instellingen wel eens te maken gehad met bestuursconflicten. De afgelopen twee decennia heeft de cultuur- en erfgoedsector gepoogd dat door zelfregulering op te lossen om zo wanbestuur te voorkomen. Daartoe konden vrijblijvend convenanten over ‘Good Governance’ worden getekend. In Nijmegen was de toenmalige directeur van De Vereeniging de allereerste om een dergelijke ‘Goed Bestuur’- overeenkomst te ondertekenen bij de wethouder. Hij werd later door de rechter veroordeeld vanwege belangenverstrengeling en zelfverrijking.

Een nieuwe Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) maakt een einde aan de vrijblijvendheid, bevordert de professionalisering van besturen en poogt door oplegde regelgeving taken en verantwoordelijkheden van bestuurders nog duidelijker vast te leggen. De wet gaat op 1 juli in, maar kent een overgangsperiode van 1 tot 5 jaar.

Het is lastig om te zeggen welke consequenties de WBTR voor elke specifieke instelling voor erfgoed heeft. Het hangt namelijk sterk af hoe de statuten nu zijn opgesteld. Is er sprake van een ‘meervoudige stem’ en gezamenlijke bevoegdheid (‘vier-ogen principe’)? Is er een regeling opgenomen voor ontstentenis oftewel de afwezigheid van besturen en wie dan beslissingsmacht krijgt. Is er sprake van een Raad van Toezicht en zijn de taken van deze raad in de statuten goed geregeld? Is een kascommissie opgenomen en legt deze verantwoordelijkheid af aan de ledenvergadering? Bestuurders worden vanaf 1 juli hoofdelijk aansprakelijk voor hun besluiten. Veel organisaties zullen een verzekering hebben afgesloten om deze bestuurlijke verantwoordelijkheid te ondervangen, zodat de vrijwillige bestuurders niet persoonlijk worden belast.

 

‘Check & balances’

Er is tot nu toe weinig publiciteit geweest over de nieuwe wet. De coronacrisis is daarvan één van de oorzaken. Niettemin heeft de politiek vorig jaar bewust gekozen voor 1 juli als ingangsdatum. Dan geldt een verscherpte aansprakelijkheid voor bestuursleden. Met een goede voorbereiding is dit echter niet iets om wakker van te liggen. Voorwaarde is wel dat je binnen het bestuur afspraken hebt gemaakt en vastgelegd zoals de wetgever die graag ziet.

Er is door koepelorganisaties een WBTR-stappenplan opgezet, waarmee het verenigingen en stichtingen gemakkelijk wordt gemaakt op maat de goede maatregelen te nemen. Veel koepelorganisaties onderschrijven die doelstelling en bieden aangesloten leden een korting van 50% op gebruik ervan. Dat geldt o.a. voor de Nijmeegse Vrijwilligerscentrale en Erfgoed Gelderland.
In plaats van 240 euro kost het gebruik van dit stappenplan 120 euro.

In dat stappenplan worden concrete vragen gesteld over hoe het geregeld is in de organisatie, wat er wel of niet staat opgenomen in de statuten of in het huishoudelijk reglement. Afhankelijk van de specifieke antwoorden op deze vragen geeft het stappenplan aan of er actie nodig is en reikt het op maat juridische teksten aan die kant-en-klaar kunnen worden overgenomen. Indien statuten worden gewijzigd moet dit wel door de notaris worden bekrachtigd en dat kost geld.   

Een deel van de verenigingen en stichtingen is inmiddels al aan de slag gegaan. De kortingscodes staan op https://wbtr.nl/partners/
en op de websites van de  Nijmeegse Vrijwilliggerscentrale/Gelderse handen en Erfgoed Gelderland:
https://www.geldersehanden.nl/blog/hulp-en-voordeel-voor-besturen-bij-invoeren-wbtr
en
https://erfgoedgelderland.nl/nieuws/wbtr-nieuwe-wettelijke-verplichtingen-voor-verenigingen-en-stichtingen/

In de ledenvergadering van december bespreken de CPRN-leden hun ervaringen met de WBTR.

Colofon

Webredactie: Heyta Melssen, André Stufkens en Pauline de Weijer

Ontwerp: Walter van Rooij, Buro Brandstof

© Website: CPRN en de auteurs

© Foto’s: fotografen vermeld onder de foto’s

© Films: filmmakers vermeld bij de films

© Kunstwerken: kunstenaars vermeld bij de kunstwerken.

Het CPRN doet haar best om de rechthebbenden te achterhalen, mocht u menen recht te kunnen doen gelden kunt u dat melden bij het secretariaat.

Contact

secretariaat@cprn.nl

Bankrekeningnummer: NL78 RABO 0105 2900 17

KvK nummer: 09148216

Support: